Halil Gür

English text > scroll down

­Halil Gür
Dichter en schrijver

Geboortejaar : 1951 
Geboorteplaats : Karakise (Turkije)
In het Porem van Mokum omdat hij in zijn verhalen een andere wereld wil laten zien dan de huidige westerse, waarvan hij de snelheid en het materialisme hekelt


Ontdekte dat hij in een eerder leven als rijke koopman in specerijen al in Amsterdam had gewoond



I
De ontmoeting met kunstenaar Nelson Carrilho was voor mij heel bijzonder. Mijn derde poëziebundel Stamppot voor iedereen eindigt in het Vondelpark, dat voor mij een tweede huis is. In het midden van het park staat een beeld, Mama Baraka. Dat beeld ontroert me. Ik was altijd nieuwsgierig wie de kunstenaar was. Op een dag benaderde hij mij, hij wilde koffie met mij drinken. Toen bleek dat hij ook vaak in Café de Tuin komt, mijn stamcafé. Hij kende mijn boeken, mijn gezicht. Het was een ontroerend moment. Ik wilde Nelson Carrilho altijd leren kennen, en hij mij blijkbaar ook. Hij zei: ‘Halil, jij hebt iets betekend in deze samenleving.’ Het is een geluk dat ik hem heb ontmoet.




II
Je moet lef hebben om je land achter te laten. Ik verruilde Istanbul, een bruisende metropool, voor Amsterdam. Amsterdam is in vergelijking met New York, San Francisco, Parijs, Londen of Johannesburg een dorp, een sprookjesstad, een soort Disneyland. Je kan het in je broekzak stoppen. Alles is op loopafstand en overzichtelijk. Amsterdam past bij mij, omdat er rustig en stil is. In deze cultuur moet alles worden gepland. Mensen eten om zes uur, kijken tv om acht uur. Ze hebben vaste patronen, een agenda, maken afspraken, de tafel hoort netjes gedekt te worden. De stad eist van mij discipline. Ik ben een man van spontaniteit, van het moment, ik ben niet systematisch. De nuchterheid, directheid en structuur van Amsterdammers, die helpt mij, geeft mij scheppende kracht, om creatief te zijn. In deze stad ben ik herboren als schrijver. Ik schrijf verhalen, maar ben ook een beeldend kunstenaar, want ik schep met woorden beelden.

III

Amsterdam is mijn universum geworden. Ik houd van Amsterdam, de stad stimuleert mijn schrijverschap. Het klimaat is geschikt voor mij: als je wilt schrijven, moet je veel binnen zitten. Ik ben hier onderdeel van een groter geheel waarin ik magische ontmoetingen heb. Ik ga graag naar de honderden cafés met vol verlichte leestafels, ik noem dat laatste-avondmaaltijd-tafels. Ik ben een sociaal dier, ontmoet graag mensen. Amsterdam is mijn universiteit, zijn bewoners zijn mijn professoren en tegelijk ook mijn leerlingen. Als je verandering wil brengen, moet je de hele samenleving erbij betrekken. Ik vind het jammer dat er in Amsterdam weinig beroep op mij wordt gedaan. Ik wil een positieve invloed uitoefenen. Daarom schrijf ik nu meer voor de jeugd. Mijn moeder zei: ‘Als de boom jong is, kun je hem buigen.’ De kinderen zijn de baas van deze maatschappij.


IV

Amsterdam is met zijn 189 culturen een soort bloementuin. Als wij één bloem verliezen, verliezen we de kleur van de samenleving. Ik kwam hier in 1974 aan, aan het einde van de hippietijd, met rugzak, lange haren, een snor en twee brandende ogen van nieuwsgierigheid. Er hing vrede in de lucht, de mensen stonden open voor elkaar. Nu is Nederland naar binnen gekeerd. Mobieltjes, internet en Twitter zijn het contact, niet meer de warme handdruk. Mensen hebben haast, haast om dood te gaan. Er is geen tijd voor de tijd, want dat is een leeg wc-rolletje. Veeg nu maar eens je kont af, als je kunt. Je hebt het papier nú nodig, niet overmorgen. Ik heb geen mobieltje of e-mail. Ik wil direct contact, mensen recht in de ogen kijken. In een samenleving die niet scheidt, maar juist bindt. Rijkdom bewaar ik in mijn hart, geld wordt waardeloos. Laatst ontmoete ik een indiaan die een klankschaal bespeelde. Daar zocht ik al jaren naar. Hij gaf hem mij voor bijna niets, zei dat de schaal bij mij hoorde. Dan voel ik mij rijk, stralend. Wat je weggeeft, raak je niet kwijt.


Voorgedragen door : Nelson Carrilho
Portret : Nelson Carrilho

Sponsor : vrienden en vriendinnen van Jeanne Kers en Aik Meeuse
Interview : Anna Vossers
Foto                        : Koos Baaij


­

Halil Gür

Poet and writer 
Year  of birth : 1951 

Place of birth : Karakise (Turkey)
Taking part in the Face of Amsterdam because he tries to show a different world in his stories than the current Western one, which he criticises as materialistic and too fast.


Discovered that he had a previous life as a rich merchant in spices in Amsterdam 




I
Meeting the artist Nelson Carrilho was very special to me. My third poetry book Stamppot voor iedereen (Mash for everyone) ended in the Vondel Park, which is my second home. In the middle of the park there is a stature of Mama Baraka. The statue moves me. I was always curious to know who the artist was. One day, he got in touch with me to ask if I wanted to go for a cup of coffee. It turned out that he used to go to Café de Tuin quite a lot, my local. He knew my books and my face. It was a very moving moment. I had always wanted to meet Nelson Carrilho, and he apparently wanted to meet me too. He said: “Halil, you have really been important to this society.” I was lucky to meet him.




II
You have to be bold to leave your country behind you. I exchanged Istanbul, a bustling metropolis, for Amsterdam. Compared to New York, San Francisco, Paris, London and Johannesburg, Amsterdam is a village, a fairy-tale town, a kind of Disneyland. You can fit it into your pocket. Everything is walking distance and easy to negotiate. Amsterdam suits me because it is peaceful and quiet. Everything has to be planned in this culture. People eat their dinners at six p.m. watch TV at eight p.m. They live to a pattern, consult their diaries before making an appointment, set the table neatly for dinner. The city demands discipline from me. I am spontaneous, live for the moment, I am not systematic. The soberness, directness, structure Amsterdammers have helps me, it gives me the power to be creative. I was reborn as a writer in this city. I write stories, but I am also an artist, because I create images with words.

III

Amsterdam has become my universe. I love Amsterdam, the city stimulates my writing. The climate suits me, if you want to write you have to spend a lot of time inside. Here I am part of a bigger entity in which I have magical encounters. I love sitting at busy, lit up reading tables in Amsterdam’s hundreds of cafés. I call them the Last Supper tables. I am a social animal, I love meeting people. Amsterdam is my university, its residents are my professors and my students at the same time. I you want to change things, you have to get the whole of society involved. It’s a pity that I’m not asked to do more in Amsterdam. I want to be a positive influence on people. That is why I write for young people mostly. My mother said: “When a tree is young, you can bend it.” The children are the boss in this society.


IV

Its 189 cultures makes Amsterdam a kind of flower garden. If we lose one flower, we lose the colour of this society. I came here in 1974 at the end of the hippie period, with a rucksack, long hair and my eyes burning with curiosity. A sense of peace hung in the air, people were open towards one another. Nowadays the Netherlands is inward looking. Mobiles, internet and Twitter are the means of contact, not a warm handshake. People are in a hurry, in a hurry to die. There is no time for time, because that is an empty toilet roll. Try wiping your bum with that, if you can. You need the paper now, not the day after tomorrow. I do not have a mobile phone or e-mail. I want to have direct contact, look people right in the eye. In a society that brings people together, and does not divide them. I keep weath in my heart, money becomes worthless. I recently met an Indian who played a singing bowl. I had been looking for one for many years. He gave it to me for almost nothing, he said it should be mine. That makes me feel rich, made me radiate. You never lose the things you give away.



Proposed by : Nelson Carrilho 
Portrait : Nelson Carrilho
Sponsor : friends of Jeanne Kers and Aik Meeuse
Interview : Anna Vossers
Photo : Koos Baaij