Pi de Bruin

No English text yet  > Do you want to help with a translation?

Pi de Bruijn
Architect 

Geboortejaar : 1942 
Geboorteplaats   : Losser 

In het Porem van Mokum omdat hij zo'n mooie kop heeft 


“Mijn werk is mijn gewoonte. Je kan me elke zaterdag en zondag een paar uur hier aantreffen op kantoor, naast de Rode Hoed, op het mooiste plekje dat ik ken, tegenover het Huis met de Hoofden midden in de grachtengordel. Ben ik na 35 jaar nog steeds verliefd op.” 



Eigenlijk ben ik in Amsterdam terecht gekomen vanwege mijn vrouw. Zij wilde terug naar 
Nederland. Als het aan mij had gelegen dan was ik, na mijn studie in Delft, in Londen gebleven. Het was eind jaren zestig, ik genoot volop van concerten van de Rolling Stones en de Beatles. Ik vond Amsterdam maar een zielig dorp in vergelijking met Londen, maar als ik dan toch terug moest, dacht ik toen, dan is deze kleine metropool het meest acceptabel. Ik was jong en idealistisch, en zeer gedreven om het verschil te maken voor de mensheid, bij te dragen aan een duurzame toekomst. Grote woorden, ik weet het, maar wel de reden waarom ik ging werken bij de gemeente en wonen in de Bijlmer. Nog niet als architect. Dat vond ik koekjes bakken. De filosofie was: de Bijlmer is de stad waar je gelukkig wordt, waar nachtegalen altijd zingen. Egalitair denken: grote woningen voor iedereen. 


II
Ik was een believer in modernistisch denken, ben er ook heel lang in blijven geloven. Vierendertig jaar heb ik in de Bijlmer gewoond in de hoogbouwflats, door de zeshoekige vormen, ook wel krakelingen genoemd. Al die jaren was Ganzenhoef mijn metrohalte. Ik ben nog net niet een van de oerbewoners van de Bijlmer. Er stonden nog maar een paar blokken. Het grootste gedeelte moest nog worden gebouwd. Zeer hooggestemd ging ik van start bij de gemeente. Veel stond echter al stedenbouwkundig vast. De teleurstelling was dan ook groot na zeven jaar compromissen sluiten, egotripperij en pragmatisme. Politici waren te weinig bezig met de wereld beter maken, vond ik. Ik verloor mijn opgewonden utopische enthousiasme voor een Brave New World. Weer met beide benen op de grond besloot ik rond mijn 35ste gewoon architect te worden en gewoon gebouwen te gaan maken. 

III
Ik ben heel trots op het Buurtcentrum Transvaal dat ik in die tijd, begin jaren zeventig, heb kunnen neerzetten. Daar kon ik veel van mijn bevlogenheid en visie in kwijt. Ik wilde deze buurt, een joodse wijk, die na de oorlog behoorlijk in verval was geraakt en een hele nare sfeer had, een baken van hoop en optimisme bieden. Met dit gebouw, transparant, licht, modern en met een gastvrije uitstraling, heb ik in 1976 de Merkelbachprijs gewonnen. Dit is een driejaarlijkse prijs voor architectuur in Amsterdam. Het staat er nog steeds. Mijn bekendheid heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld. Rond mijn 46ste kwam de doorbraak in Amsterdam met de nieuwe vleugel van het Concertgebouw in 1988. Het was heel spannend om, samen met Martijn Sanders, de toenmalige directeur aan de tafel te zitten en aan zo’n gebouw te sleutelen. 


IV
Terugkijkend is Amsterdam het voertuig van mijn leven. Ik ben blij met mijn kleine metropool. Ik heb een waaier aan kansen gekregen om mijn ambities waar te maken en mijn visie uit te dragen. Daar geniet ik enorm van. Ik vind het een groot compliment dat Aat Veldhoen mij heeft voorgedragen. Hij is een zeer goede kunstenaar, kan erg goed tekenen en dat zeg ik niet omdat we al jaren goede bekenden zijn van hem en zijn vrouw Hedy D’Ancona. Ik ben nu min of meer een Bekende Amsterdammer, maar ik blijf ook een Tukker. En Tukkers zijn honkvast. Een aantal plaatsen kom ik al jaren: Welling, De Zwart, De Vriendschap. En café Schiller, omdat de eigenaresse afkomstig is uit Enschede er regelmatig boerenkool met worst serveert. 


IV
Ik heb een droombaan. Bij elk project zeggen mensen: dát is je levenswerk. Voor mij is het allemaal levenswerk. Architectuur gaat over de samenleving. De Architecten Cie is een droom en een imperium. Door de recessie hebben we een kleinere omvang, maar de organisatie is sterk. We gaan nu, per opdracht, vaak wisselende allianties aan om tot een sterk team te komen. Ik heb de wederopbouw van Roombeek, na de vuurwerkramp in Enschede, stedenbouwkundig op de kaart gezet. Het feit dat ik uit die omgeving kom en de taal spreek heeft mede tot het succes voor de bewoners geleid. Ik heb in Amsterdam ook aan de wieg mogen staan van de Zuidas en het NDSM-terrein. Bouwen aan de stad is een soort tovenarij. Magisch, maar je moet een lange adem hebben. De waan van de dag voorbij gaan. Gebouwen en wijken staan soms 100 tot 200 jaar, of nog langer. 


Voorgedragen door : Aat Veldhoen 
Portret : Aat Veldhoen 
Sponsor : Nog niemand. U? 
Interview : Mireille Nargish Buldeo Rai 



Foto: Koos Baaij