English texst > scroll down
Mevrouw Geertrui Langelaan- van Eeghen
Amsterdamse persoonlijkheid
Geboortejaar : 1908
Geboorteplaats : Amsterdam
In het Porem van Mokum omdat zij met haar honderdvier jaar nog steeds zelfstandig woont, een perfect geheugen heeft en op haar honderdste als een volleerd model met haar nicht over de catwalk liep.
‘Ik ben geboren aan een gracht en wil er tot het einde blijven wonen.’
I
Bijna honderdvijf jaar geleden ben ik geboren. Mijn ouders woonden aan de Herengracht 497, in de zogenaamde Gouden Bocht. Dat pand was in 1885 in bezit gekomen van mijn familie, de familie van Eeghen. Veel oude Amsterdamse families woonden toen aan een gracht. Honderd jaar later is het pand verkocht, maar het speelt nog steeds een grote rol in het leven en de herinnering van mijn familie. Toen ik honderd werd hebben we daar mijn verjaardag bijvoorbeeld gevierd, in de balzaal. Toenmalig burgemeester Cohen heeft mij die dag ook nog een bezoekje gebracht. Nu het Kattenkabinet op dat adres is gevestigd, is mijn geboortehuis voor het publiek open en kan iedereen het bezichtigen.
II
Mijn familie woont al sinds 1630 in Amsterdam en heeft veel voor de stad betekend. Als doopsgezinden of mennonieten waren zij heel filantropisch aangelegd en hebben in de loop der tijd op allerlei gebied bijgedragen aan de stad. Het laten aanleggen van het Vondelpark in 1864 bijvoorbeeld, dat was een initiatief van onder andere mijn grootvader Christiaan Pieter van Eeghen, samen met nog een aantal andere gegoede Amsterdamse burgers. In een van mijn favoriete plekken staan ook veel planten, maar het is geen park: de Hortus Botanicus aan de Plantage Muidergracht. Het meest houd ik toch van de grachtengordel. En dan met name omdat ik daar ook zelf in de loop der tijd gewoond heb. Eerst dus in mijn ouderlijk huis aan de Herengracht, later heb ik aan de Prinsengracht gewoond en nu op de Keizersgracht.
III
Ik weet nog dat de Admiraal de Ruiterweg een weg was met links en rechts weilanden. Dat moet voor 1914 geweest zijn. Ook herinner ik mij dat we op 1 januari altijd naar de Gijsbrecht van Aemstel, kortweg de Gijsbrecht, gingen. Dat was in de Stadsschouwburg en de Gijsbrecht werd altijd gevolgd door de Bruiloft van Kloris en Roosje. Dat was traditie en je kon er alleen op uitnodiging heen. Mijn vader werd er elk jaar voor gevraagd.
Ik heb niet mijn hele leven in Amsterdam doorgebracht. In de jaren twintig en dertig zat ik op kostschool in Engeland en later werkte ik in Genève, Zwitserland. Na die periode ben ik trouwens weer terug naar Amsterdam gegaan om vrijwilligerswerk in Noord te doen. Iedereen zei: ‘Je trouwt toch wel gauw en dan word je een mevrouwtje in Amsterdam Zuid.’ Maar dat was ik niet van plan. Ik wilde mijn vleugels uitslaan. Amerika was mijn doel! Maar de depressie stond dat in de weg. Vandaar mijn vrijwilligerswerk. Daar leerde ik het ware leven in Amsterdam kennen, de armoede, de prostitutie. Wat wist ik daarvan met mijn beschermde leventje? Na een verblijf in Wenen waar ik bij het Kinder Rode Kruis werkte, kon ik in 1935 toch naar de Verenigde Staten. Daar heb ik tot juli 1938 economie gestudeerd.
IV
Vlak voor de oorlog, in 1939, ging ik naar Indonesië om bij Economische Zaken te gaan werken. Dat was toen natuurlijk nog Nederlandsch Indië. Daar heb ik mijn man ontmoet met wie ik na de oorlog ben getrouwd. We zijn er tot 1953 gebleven. Voor de oorlog hadden we in Indië een onbezorgde tijd. Vanaf de Duitse bezetting van Nederland ging het daar los; eindelijk geen betutteling vanuit Nederland! We beseften nauwelijks dat we, zo ver van de oorlog in Europa, dansten op de rand van een vulkaan. De aanval van Japan op Pearl Harbour was een totaal onverwachte overval, de bezetting door de Japanners leek ondenkbaar. Later betekende die tijd het ‘afscheid van onze jeugd’. Over het Jappenkamp heb ik nooit veel willen vertellen. Alleen over de honger, dat was in mijn herinnering het grootste probleem.
V
In 1952 moesten we terug naar Nederland, omdat mijn man ziek was geworden. We settelden ons in weer in Amsterdam, eerst in een flat aan de Parnassusweg, maar in de jaren zestig konden we gelukkig terug naar de grachtengordel. Van 1963 tot ongeveer 1988 woonden we in een huis aan de Prinsengracht en sindsdien woon ik op de Keizersgracht. Ik houd van Amsterdam. De mensen zijn er niet op hun mondje gevallen en hebben gevoel voor humor. Het blijft een groot verlies voor de stad dat er zoveel joodse mensen in de Tweede Wereldoorlog zijn omgebracht, want die hoorden er zo bij.
Voorgedragen door: Roland Kupers
Portret : Da van Daalen
Sponsor : Roland Kupers
Interview : Da van Daalen
Foto : Koos Baaij
HEADING
Mrs Geertrui van Eeghen - Langelaan, Amsterdam personality
ABOUT
Year of birth : 1908
Place of birth : Amsterdam
Taking part in Face of Amsterdam because : she still lives independently at the age of 104, has a perfect memory and at the age of 100 walked on the catwalk as a real life model with her niece.
“I was born on a canal and will live there until the end.“
I
I was born almost 105 years ago. My parents lived on the Heren Canal 497, in what’s known as the Golden Bend. The house came into my family’s hands in 1885, the Van Eeghen family. Many old Amsterdam families lived on the canals in those days. The building was sold 100 years later, but it still plays a major role in the life and the memory of my family. When I turned 100, we celebrated my birthday there for instance, in the ballroom. The mayor at the time, Job Cohen came to visit me there. Now the Cat Cabinet art museum is located at that address, my birthplace is open to the public and everyone can see it.
II
My famiy has lived in Amsterdam since 1630 and has meant a lot to the city. They were Mennonite Christians and as such were philanthropists, over the years they contributed in all kinds of ways to the city. Take the building of the Vondel Park in 1864 for instance, my grandfather Christiaan Pieter van Eeghen was one of the wealthy people of Amsterdam to initiate the idea. One of my favourite spots in the city also has lots of plants, but it is not a park: the Hortus Botanicus botanical gardens on the Plantage Muider Canal. I love Amsterdam’s canal district most of all. And that is mainly because I have lived there at one time or another. Firstly in my parents’ house on the Heren Canal, later I lived on Prinsen Canal and now I live on the Keizers Canal.
III
I remember when the Admiraal de Ruiter Weg was a road with fields either side. That must have been before 1914. I also remember that we would go to a performance of the Gijsbrecht van Aemstel, on the first of January, the Gijsbrecht for short. That used to be held in the Stadsschouwburg city theatre and it was followed by The wedding of Kloris and Roosje. It was tradition, and you had to be invited. My father used to be invited every year.
I haven’t lived in Amsterdam all my life. In the 1920s and 1930s, I went to boarding school in England and later I worked in Geneva in Switzerland. After that I returned to Amsterdam to do voluntary work in North Amsterdam. Everyone used to say: “you’ll get married soon and then you’ll be Mrs South Amsterdam.” – where the richer people live. But I wouldn’t have it. I wanted to spread my wings. My goal was to go to America! But the depression put an end to that idea, so I did voluntary work instead. That’s where I learnt about real life in Amsterdam, poverty and prostitution. What did I know with my sheltered upbringing? After a trip to Vienna, I started working for the Red Cross, in 1935 I ended up going to the United States after all. Where I studied economy until July 1938.
IV
Just before the war, in 1939, I went to Indonesia to work for the Ministry of Economic Affairs. Back then it was the Dutch East Indies, of course. That is where I met my husband who I married after the war. We stayed there until 1953. Before the war, life in the Dutch East Indies was carefree. Things were freer after the German occupation, finally no more interference from the Netherlands! We had no idea that, far away from the war in Europe, that we were dancing on the edge of a volcano. The Japanese attack on Pearl Harbour was totally unexpected, the occupation by Japan seemed unthinkable. Later on this period became “the end of our youth”. I’ve never wanted to say much about the Japanese prisoner camps. Except about the hunger, in my memory that was the biggest problem.
V
In 1952, we had to return to the Netherlands, because my husband was ill. We settled back in Amsterdam, at first we had an apartment on the Parnassus Weg, but in the 1960s were able to return to the canal district, thank God. From 1963 until around 1988, we lived in a house on the Prinsen Canal and since then I have lived on the Keizers Canal. I love Amsterdam. People are outspoken and have a sense of humour. I was a great loss that so many Jewish people were killed in World War II, because they were really part of Amsterdam.
Proposed by : Roland Kupers
Portrait : Da van Daalen
Sponsor : Roland kupers
Interview : Da van Daalen
Translation :Nicola Chadwick
Photo : Koos Baaij