Jan Beck


No English text yet. Do you want to help us with a translation? 

Jan Beck
kastelein


Geboortejaar  : 1966
Geboorteplaats : Amsterdam

In het Porem van Mokum omdat hij de zoveelste generatie barman is in Café Het Papeneiland, hoek Prinsengracht/Brouwersgracht en heeft ook nog eens een joodse achtergrond
Zit elke dag bij sigarenboer Steenbergen voor ‘n kopje koffie, cakie, slap ouwehoeren, beetje dollen en toto spelen.



I
Me opa heb een café gehad hier om de hoek aan de Noordermarkt. Ik stond er al achter de bar toen ik veertien jaar was, tussen half negen en tien: het stille uurtje. Stond ik een keer op me stille uurtje, ik was vijftien, er zat één vaste klant aan tafel, komt er een grote zwarte limousine voorrijden. Daar stapt Freddy Heineken, Alfred, uit. En hij had twee journalisten bij zich. Freddy vond de horeca minder worden in Amsterdam. Hij vond, een café moet een familiebedrijf zijn en dat dient er zo en zo uit te zien, ik neem jullie mee op tocht. Kwam hij binnen, hij vond me jong. Dat was ik ook.  Ik zeg: me opa komt eraan en roep: ‘opa!’ Kijk dat is wat ik bedoel, zegt  Freddy, een familiebedrijf. Ik vond hem een hele aimabele man.

II
M’n ouders zijn hier geboren en ik ook. Woon hier me hele leven al. Wat voor Amsterdammer ik ben? Da’s raar en moeilijk om over jezelf te zeggen, maar zeg maar ‘n typische Jordanees: beetje opvliegerig, behoorlijk wat temperament, dol op opera en drama, je weet wel. Hart op de tong. Soms is nuance wel handig, ja – dat leer je wel als je ouder wordt. Kijk als ik me voet stoot tegen een paal zeg ik ‘krijg de pestpleuris teringpaal.’ Dat lijkt agressief maar is meer dat je mondiger bent. Je hebt niet de angst om wat te zeggen. Voorbeeld: mijn eerste vechtpartij. Ik vocht voor me leven, kan me er nog kwaad over maken. Loopt daar zo’n jongen op ‘t Damrak, eet een broodje, met servetje en saus erop en alles. Neemt ’ie z’n laatste happie en gooit ’ie alles op de grond, terwijl ’ie naast een prullenbak staat. Dus ik zeg, uit overtuiging: ‘hé, je staat naast een vullisbak.’ Zegt ’ie ‘waar bemoei je je mee?’ Ik zeg ‘met jou, ik zeg iets tegen jou.’ Nou dat werd een grote vechtpartij. Hij sloeg mij eerst, ik ben niet zo’n slaander. Me jas stuk, gat in me elleboog, hechtingen. Ik zat toen ook niet goed in me vel, me ouders waren net overleden. Maar ik laat me niet slaan, zo zit ik niet in elkaar, dat zit in je instinct. Dat is niet om stoer te doen of zo. Je moet voor jezelf opkomen.

III
 Voetballen, dat deden we vroeger vooral. Ik was een van de mindere goden. Tot de pauze voetballen, twee sneeën brood in je mik, en tot zeven uur weer voetballen, heel veel voetballen. Vroeger gebeurde alles op straat, je zag iedereen. Je had van die kleine woninkies, we woonden met acht, negen boven bij oma op zolder. Je leefde op straat, als ik een uur binnen was, was het veel. Hingen we met negen man in een portiek, soms wel meer. Ja die buurvrouw werd gek van ons. Tegenwoordig is dat anders, ze zitten achter de tv, computer, whats app, msn, weet ik het. Dat is geen verwijt hoor. Maar vroeger was het aan de deur bellen en kom je buiten spelen. Je had een ploegje vaste vrienden. Dat heb ik nog steeds. Iedereen kent je hier hè, en ook andersom. (Tegen voorbijganger: ‘Hé Co!’ ) Co Cactus noemen ze die.”

IV 
M’n oom werkt niet meer - heeft artrose in z’n handen - maar hij is er altijd. Nu ook. Tiel heet ’ie. Me neef heet ook Tiel en zijn zoon ook. De middelste Tiel doet hier de gang van zaken. We zijn samen opgegroeid, hij is als me broer. Me nicht en haar oudste twee werken hier ook, de jongste wordt klaargestoomd, die is nu vijftien. Kijk, met familie werken kan een aanslag zijn op de betrekkingen, maar wij weten niet beter. Sommige dingen moet je zakelijk zien. Als we iets tegen elkaar zeggen is dat niet om lastig te doen. En je kunt gewoon zeggen ‘ik ben tien minuten later, moet nog even poepen.’ Heel flexibel. Dat zal altijd zo blijven, daar kun je van op aan, dat hebben we elkaar beloofd.

Voorgedragen door  : Paula Evers
Portret       : Raymond Huisman
Sponsor : Multi Art Centre 
Interview  : Mirjam van der Ploeg 
Foto : Koos Baaij