Sieger van der Zwaag

No english text yet. Do you want to help us with a translation? 
Sieger van der Zwaag
schrijver/dichter

Groet  iedereen en kan niet onopgemerkt de Tweede Jan Steenstraat door
I
Het wapen van Amsterdam is heldhaftig, barmhartig en vastberaden. Ik vind barmhartigheid erg belangrijk. Je moet een beetje barmhartig zijn in de beoordeling van mensen. Als je nu bij mij in huis komt dan hangt er een heel klein oranje lijstje. Daar zit een pentekening in van een man met een hoge hoed op, die om een lantaarnpaal heen hangt. Duidelijk aangeschoten. Met de tekst: Many thanks for your kindness. De man op tekening, Steve genaamd, was een Amerikaanse kunstenaar die ook in de Tweede Jan Steenstraat woonde. Hij was drugsverslaafd en is uiteindelijk overleden aan aids. Elke dag kwam hij langs, ik gaf hem een borrel en we maakten een praatje. Toen hij overleed en werd gecremeerd hebben zijn ouders, die in New York woonden, de urn bij mij opgehaald. Ik heb een hele bijzondere middag gehad met die mensen. Zijn ouders kwamen mijn zaak binnen en gingen zitten. Het gaf zo’n bijzondere eigenheid terwijl ik ze nog nooit had ontmoet. 

II
Ik ben in Amsterdam terecht gekomen vanuit een beroepsmatige en politieke interesse. Ik studeerde Economie in Groningen en ben toen stage gaan lopen in Amsterdam. Eind jaren zestig was er veel gedoe rondom de vernieuwing van de oude stadswijken. De Spaarndammer- en Indische buurt. Dat vond ik heel interessant.  Bij de vernieuwing van dat soort buurten loop je een groot risico dat sociale bindingen verbrokkelen. Ik ben heel erg betrokken geweest bij de organisatie van gezondheidscentra, buurtcentra en andere ontmoetingsplekken voor mensen in die wijken.  Maar ik ontdekte vrij snel dat ik geen plezier had in mijn werk. Mensen vertelden me dat ik het goed deed, maar als ik thuis kwam was ik niet tevreden met mijn werk. Het was me veel te groot. Ik ben toen, in 1984, een cateringbedrijf begonnen in de Tweede Jan Steenstraat in de Pijp.  Mijn bedrijf werd een ontmoetingsplaats voor mensen in de wijk.
III
Dat cateren heb ik bijna vijftien jaar gedaan, tot 1999. Toen werd mijn echtgenote zo ziek dat ze de hele dag verzorging nodig had. Er was geen uitzicht op genezing en ze moest eigenlijk naar een verpleeghuis. Toen heb ik mijn bedrijf overgedaan aan twee werknemers en heb de zorg op mij genomen. Tijdens haar ziekbed zei ze: misschien moet je poëzie gaan schrijven. In mijn zaak hing elke week al een tekst van mij, bijvoorbeeld een gedicht over het plotseling overlijden van mijn broer: Zo stil als jij daar lag, het leek alsof ik vader zag en de tijd had stilgestaan. Dat was eigenlijk een van de eerste keren dat ik de moed had om expliciet te maken wat mij echt bezig hield. Mensen die binnenkwamen zeiden: ‘Wow… Dit is mooi.’ Het was een voltreffer. In 2012 overleed mijn vrouw. Ik heb na haar dood bijna een jaar in Parijs gewoond om het een en ander weg te slikken en mezelf de ruimte te geven. 

IV
In juni 2012 ruilde ik, na een decennium van persoonlijke verliezen – ook mijn vier broers zijn gestorven – Amsterdam in voor het Friese platteland en woon nu in Raerd. Mijn vaste dagelijkse wandeling naar de Weesperzijde en langs de Amstel is er nu een langs het riviertje de Swette. Als je jarenlang zo’n rondje in dat prachtige stukje Amsterdam loopt, dan kan het zijn dat je na een tijdje alles gezien hebt. Maar ik zag steeds nieuwe dingen. Na een paar maanden knik je naar mensen die je tegenkomt, na acht maanden zeg je hallo en na een jaar spreek je elkaar aan. Je krijgt steeds meer grip op de stad. Het werd ook een beetje therapeutisch, omdat mijn vrouw ziek was. Elke dag even weg, maar niet te ver. Zo’n wandeling krijgt steeds meer betekenis omdat je leven zo’n gewicht heeft. Als ik dan op de Berlagebrug stond dacht ik na over hoe de architect bedacht om de brug allerlei verschillende kleuren te geven. Ja, dat was een man die naast vormgeving ook oog had voor schoonheid. 

Voorgedragen door : Jackie Mulder
Portret          : Colin Bloom
Sponsor         : Nog niemand. U? 
Interview         : Emiel Lijbrink
Foto         : Koos Baaij